Vervoer van leerlingen

Bij het vervoer van leerlingen tijdens schoolactiviteiten speelt veiligheid een grote rol. Oudere kinderen kunnen, als de afstand het toelaat, zich op de fiets verplaatsen. Hierbij zal naast de leerkracht altijd voldoende extra begeleiding van volwassenen zijn. Het streven is voor de onderbouw 1 op 6 en voor de bovenbouw 1 op 10 leerlingen. Wanneer kinderen in schoolverband te voet ergens naar toe gaan, dient er voldoende begeleiding te zijn. Hierbij is in ieder geval de leerkracht betrokken.

Voor het vervoer per auto gelden de volgende formele voorschriften:

  • Er worden niet meer passagiers vervoerd dan er veiligheidsgordels beschikbaar zijn;
  • Iedere passagier dient de veiligheidsgordel te dragen;
  • Een driepuntsgordel mag niet meer als heupgordel gebruikt worden;
  • Kinderen moeten bij voorkeur achterin zitten;
  • Kinderen kleiner dan 135 cm moeten in principe, zowel voorin als achter in de auto, gebruik maken van een geschikt en goedgekeurd kinderzitje of zittingverhoger;
  • Incidenteel mag bij vervoer over beperkte afstand worden volstaan met het gebruik van de gordel op de achterzitplaatsen voor kinderen vanaf 3 jaar (maar niet de eigen kinderen).

De school doet haar uiterste best kinderen te vervoeren op de meest veilige wijze.